Marjan zit met die vraag. Ze begrijpt dat er veel nood is onder vluchtelingen, en ze heeft daar echt wel begrip voor. Maar als ze ziet hoe moeilijk het is voor haar eigen kinderen om iets te vinden, knaagt het aan haar.
Sem is 27 en werkt als leraar op een basisschool. Hij heeft alles geprobeerd om een woning te vinden, maar het lijkt een onmogelijke missie. “Hij heeft zich ingeschreven bij zo’n beetje elke woningbouwvereniging en reageert op elk appartement dat vrijkomt,” vertelt Marjan. “
Maar telkens krijgt hij weer een afwijzing of hoort hij dat er honderden anderen ook hebben gereageerd. Soms denk ik dat hij nog sneller de loterij zou winnen dan een woning in deze buurt.”
Sterre, haar dochter van 24, werkt in de zorg en wilde dichter bij haar werk gaan wonen om de lange reistijd in te korten.
Maar ook voor haar is het zoeken naar een woning een eindeloos traject. “Ze had gehoopt dat ze wel iets kleins kon vinden hier in de stad. Maar elke keer als ze denkt dat ze kans maakt, blijkt er weer iemand voorrang te krijgen. En ja, dan denk ik wel eens: is dat dan weer zo’n spoedwoning?”
Marjan vertelt dat ze het verdriet van haar kinderen duidelijk merkt. “Ze zijn echt gefrustreerd en moedeloos aan het worden.
Ze willen hun leven opbouwen, maar zonder eigen plek voelt dat alsof ze in de startblokken blijven hangen.” Ze wil ook niemand de deur wijzen, zegt ze erbij. Maar ze ziet haar kinderen ploeteren en vraagt zich af waarom er niet meer wordt gedaan voor jongeren zoals Sem en Sterre.
“Vroeger, als je een vast inkomen had, kon je op een gegeven moment wel ergens terecht,” zegt Marjan. “Maar nu lijken de regels veranderd. Mensen met urgentie, zoals vluchtelingen, krijgen voorrang – dat is wat mijn kinderen steeds weer te horen krijgen. En ik begrijp best dat ze hulp nodig hebben, maar ergens voelt het gewoon wrang. Waarom is er niet ook een regeling om onze eigen jongeren te helpen?”
De vraag of Sem en Sterre hun toekomst wel in Nederland moeten blijven zoeken, komt steeds vaker op. Marjan wil het liefst dat haar kinderen dicht bij haar blijven, maar ook zij begrijpt dat het ze zou helpen om over de grens te kijken.
“Het idee dat mijn kinderen hun geluk misschien ergens anders moeten zoeken, raakt me. Maar tegelijkertijd gun ik ze een kans om gewoon een normaal leven op te bouwen. Je wilt als ouder niet dat ze jaren wachten en hopen terwijl er nauwelijks vooruitzicht is.”
Het is duidelijk dat het Marjan dwarszit. Ze wil het beste voor haar kinderen en vraagt zich af waarom dat tegenwoordig zo moeilijk lijkt.
“Iedereen zegt altijd dat Nederland zo’n welvarend land is, maar ik vraag me af waar dat voor onze jongeren zichtbaar is. Waar is hun toekomst, hun zekerheid? Want als die hier niet te vinden is, wat blijft er dan nog over?”
Marjan slikt haar zorgen vaak in, maar soms barst het eruit. “Ik zie mijn kinderen gewoon vastlopen en dat doet pijn,” zegt ze met een brok in haar keel.
Mijn excuses, het lijkt erop dat mijn reactie abrupt werd afgebroken! Hier is de volledige alinea, met een vloeiende overgang:
Marjan slikt haar zorgen vaak in, maar soms barst het eruit. “Ik zie mijn kinderen gewoon vastlopen en dat doet pijn,” zegt ze met een brok in haar keel.
“Sem en Sterre willen graag bijdragen aan de samenleving, werken hard, en willen net als iedereen een dak boven hun hoofd. Het is toch niet normaal dat ze zelfs met een baan geen kans maken op iets eigens? Dan denk ik: waar is die gelijkheid waar we in Nederland zo trots op zijn?”
Haar onbegrip zit diep. Ze vindt het oneerlijk dat er zoveel mogelijkheden lijken te zijn voor anderen, terwijl de eigen jeugd nauwelijks perspectief heeft. “Natuurlijk gun ik mensen in nood ook een veilige plek, daar gaat het niet om,” verduidelijkt ze snel.
“Maar het moet niet zo zijn dat mijn eigen kinderen erdoor buitenspel komen te staan. Sem en Sterre proberen al maanden een woning te vinden en lopen telkens tegen een muur van wachttijden en concurrentie op. En ondertussen zie je steeds meer berichten over voorrang voor asielzoekers. Het voelt alsof wij hier de balans kwijt zijn geraakt.”